|

Etappe 21: Montafia – Turijn – Montafia

Het was nog vroeg, een uur of acht, toen ik aan het ontbijt zat en mijn moed inslikte met slokken koffie. De eerste drie koppen hadden nog geen wonderen gedaan, maar na het vierde bakkie moest ik er toch echt aan geloven: het was tijd om op pad te gaan. De fiets stond al gereed, met vandaag slechts één fietstas aan het frame. Geen tenten en kampeerspullen dit keer, aangezien ik vanavond weer terug zou keren naar dezelfde plek. De regenkleding? Die had ik gelaten voor wat het was. Wie trekt er nou een regenjas aan bij 35 graden?

Vol goede moed begon ik de afdaling vanaf het hotel. De wind sneed eindelijk wat verkoeling langs mijn wangen, maar halverwege overviel me een nare gedachte. De fietstas! Ik had hem wel zorgvuldig ingepakt, maar was vergeten hem aan de fiets vast te klikken. Typisch. Dus kon ik de hele steile klim weer terug omhoog ploeteren, zwetend en zuchtend. Zoals mijn moeder altijd zei: wie zijn hoofd niet gebruikt, moet zijn benen gebruiken. En ja, dat had ik opnieuw bewezen.

De weg naar Turijn was levendig, maar niet met mensen. In plaats daarvan schoten hagedissen razendsnel van het asfalt zodra mijn banden naderden, en ik zag zelfs een kleine slang die zich lui aan de zon overgaf. Mijn komst deed hem snel wegkronkelen, een sierlijke beweging over het hete wegdek. Tussen de twee gemeen steile heuvels kroop ik omhoog in een slakkengang, en dat gaf me tijd om de details van het landschap in me op te nemen. Hoe traag het ook ging, er zat een zekere charme in om alles van dichtbij te zien, zelfs in die verstikkende hitte.

Mensen waren er verder amper. Wie zou er immers vrijwillig naar buiten gaan bij deze temperaturen? Maar naarmate ik dichter bij Turijn kwam, begon de rust te vervagen. De overgang naar de stad was onmiskenbaar. Steeds meer huizen doemden op, de wegen werden breder, en de geur van warm asfalt was overweldigend. Het werd rommeliger, chaotischer. De charme van het platteland maakte plaats voor de drukte van een grote stad.

Mijn doel kwam in zicht: de oude Fiat-fabriek. Een imposant gebouw met een geschiedenis die ik al eerder had opgezocht. In 2022 was ik hier ook en had geprobeerd om het iconische testcircuit op het dak te bereiken via de cirkelvormige oprit die zich door het winkelcentrum kronkelt. Dat avontuur was toen niet geslaagd, maar de herinnering eraan bracht een glimlach op mijn gezicht.

Van de Fiat-fabriek ging ik verder naar Lingotto. Het duurde even voordat ik de juiste weg vond, maar via een omweg kwam ik uiteindelijk uit op een fiets- en wandelpad. Dit leidde me langs het spoor naar de blauwe hal. Tot mijn verrassing stond er nog steeds een afbeelding van een schaatser op de gevel, een stille echo van de Olympische Spelen van 2006. Ik herinnerde me die februaridagen, toen ik hier met mijn broer was en een groep van HCA. We hadden luid gejuicht voor Annette Gerritsen, onze stemmen verloren in het rumoer van de ijshal. Het was een herinnering die het hier zijn vandaag de moeite waard maakte.

Dus ja, ik had het gehaald. Misschien met een pauze om op adem te komen, maar toch, ik had het voor elkaar gekregen. De terugweg naar het hotel wachtte nog, maar eerst nam ik een moment om trots te zijn. Morgen wacht de grote finale: de rit naar Frinco, naar het familiekasteel. Een toetje, zoals ik het graag noem.

Similar Posts

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *