Etappe 15 Davos naar La Resgia
Na mijn stop in Davos was het eindelijk tijd om de tocht richting Turijn weer op te pakken. Niet zomaar een reis: ik volg een route die me niet alleen langs de Olympische ijsbaan van Turijn brengt, maar uiteindelijk ook naar Frinco, waar ooit een kasteel stond van mijn voorvader, Caesar Claudius Mazzetti. Deze reis voelt daardoor een beetje als een tocht door mijn eigen familiegeschiedenis.
Vandaag stond de Flüelapas op het programma, een van de markante bergpassen tussen Davos en Susch. Het eerste stuk van de pas loopt door een lieflijker, meer begroeid landschap: uitgestrekte grasvelden die zacht omhoog golven, hier en daar een boom, en steeds minder begroeiing naarmate je verder de hoogte in komt. De overgang naar het hogere, rotsachtige terrein gebeurt bijna geleidelijk. Terwijl ik klom, zag ik hoe de groene berghellingen langzaam veranderden in een kaal en onherbergzaam landschap, vol met scherpe rotspartijen en stapels stenen die eruitzien alsof ze door de natuur zijn neergelegd.
Door het dal slingert een smalle, haast speelse bergbeek, die her en der zichtbaar wordt en soms volledig verdwijnt onder het gesteente. Het heldere water klatert tussen de rotsen door en geeft een soort frisheid aan de toch al ruige omgeving. Het weer werkte vandaag gelukkig mee; de lucht was helder en zonnig, waardoor de details van de omgeving extra goed zichtbaar waren. De klim was nog steeds zwaar, bijna duizend meter stijging over zestien kilometer, maar de droge lucht en de zon gaven het geheel toch iets kalms.
Uiteindelijk bereikte ik de top op 2383 meter hoogte. Daar, als een klein verborgen juweeltje, ligt een stil bergmeertje, helder en koud, bijna perfect passend bij de kalme ruigheid van de bergpas. Het water weerspiegelde de blauwe lucht erboven en gaf een prachtig contrast met het grijs van de rotsen rondom. Even pauzeren op die hoogte, omgeven door de stilte van de bergen, gaf me een gevoel van voldoening en rust.
De afdaling daarna voelde als een beloning: de weg slingert zich door haarspeldbochten naar beneden, en met momenten haalde ik snelheden van boven de vijftig kilometer per uur. De frisse berglucht, de geur van stenen en dennen, en het gevoel van vrijheid maakten de inspanningen van de klim meer dan waard.
Beneden kwam ik aan in het bergdorpje Susch, een dorp dat bekendstaat om zijn traditionele architectuur en schilderachtige straatjes. De huizen zijn vaak versierd met kleurrijke sgraffito, wat het dorp een unieke uitstraling geeft. Het ligt prachtig aan de Inn-rivier en is omgeven door de indrukwekkende bergen van het Engadin-dal. Via de hoofdweg, de Via Maistra, kwam ik uit bij het In Lain Hotel Cadonau. Ik besloot op het terras te gaan zitten en had een prachtig uitzicht op een viaduct van de Rhätische Bahn. Daar kwam regelmatig die prachtige rode trein overheen, wat het tafereel bijna filmisch maakte. In de tuin stond een schitterende gele sportauto geparkeerd, die het plaatje compleet maakte.
Na deze tussenstop besloot ik door te rijden richting de camping. Vanaf de hoofdweg viel de ingang meteen op: je moest onder een viaduct van de Rhätische Bahn door. Net toen ik eronder reed, raasde er met luid lawaai een trein over – het zorgde voor een indrukwekkend moment. Bij de ingang stond een blokhut waar ik me kon aanmelden. Ik kon kiezen voor een plekje bij de rivier, maar dat was nog een heel eind naar beneden. Uiteindelijk besloot ik wat dichter bij de ingang te blijven, waar bovendien ook elektriciteit was.
De rotsachtige grond maakte het opzetten van de tent best lastig, maar na wat improviseren stond hij stevig genoeg. Na even bijgekomen te zijn en wat gegeten te hebben, trakteerde ik mezelf op een welverdiende douche. Nu lig ik in de tent, heerlijk in mijn slaapzak, tevreden met deze intensieve, maar prachtige dag. Morgen wacht de volgende etappe – op naar nieuwe ervaringen!
